De voorbije jaren onderzocht je de taal van de stem en van het lichaam, op zoek naar nieuwe methodes om te spreken en te luisteren. Je ontwerpt sculpturen die je dan activeert via performances. Welke rol spelen de sculpturen binnen je artistieke praktijk?
“Het onderzoek naar de taal van de stem en het lichaam startte reeds in 2012. De sculpturen vormen een archief, het zijn werktuigen en instrumenten. Ze functioneren als een tweede performer in het onderzoek. Dat onderzoek is een dialoog tussen mijn lichaam en het lichaam van de sculptuur. De omgeving speelt hierin ook een rol. Soms installeer ik het werk in een museale ruimte, soms presenteer ik het werk buiten, in de publieke ruimte. In dat laatste geval wordt het geluid van de stad deel van het werk, zoals in Kortrijk. Het werk, of de sculptuur, is de plek om dit onderzoek uit te voeren en nieuwe dialogen en gebaren te vinden.”
In een interview voor Iberia zei je: “De sculpturen zijn performers, metgezellen met hun eigen lichaam, huid, elasticiteit, stijfheid, en staan in contact met mij, ze omarmen mij maar brengen mij ook in de problemen.” Je praat over je sculpturen als een levende, ademende antagonist in plaats van een passief object. Hoe brengen ze je in de problemen? Dagen ze je uit wanneer je optreedt?
“Al mijn sculpturen verheffen mij op de een of andere manier. Soms heb ik letterlijk geen fysiek contact met de grond. Bij dans en beweging moet je geaard blijven en is er veel direct, fysiek contact met de grond en de omgeving. De sculpturen dwingen me vaak in vreemde houdingen, waarin ik moet proberen om het evenwicht te bewaren. Er is vaak een kans dat ik val. Het werk Ganivet bijvoorbeeld is voortdurend in beweging en brengt me steeds opnieuw uit balans. Hetzelfde geldt voor Trena, de constructie beweegt en dit vergt concentratie. Ik gebruik ook de huid van het lichaam als instrument, want de sculpturen zijn meer dan een plek om mijn performances uit te voeren. In de werken die vervaardigd zijn uit metaal, zoals Residua, zoek ik via mijn contact met het materiaal naar een bepaald ritme.”
Het werk dat je installeert voor de Triënnale van Kortrijk, Trena, werd vervaardigd uit plastic. Daarmee krijg je waarschijnlijk ook een heel specifiek geluid?
“Zeker. En wanneer je je stem projecteert in Trena, klinkt je stem volledig anders. Vanwege het materiaal, maar ook vanwege de lucht die in de buizen zit. Je stem klinkt metaalachtig en het geluid vervaagt. Plotseling weet je niet meer of de stem en het lichaam van de andere persoon dichtbij zijn of niet. De afstand binnenin de structuur is moeilijk in te schatten. Soms denk je dat de geluiden van buitenaf, van binnenuit de structuur komen, terwijl het net andersom is. Het werken met mijn stem biedt me de ruimte om te werken met poëzie, met geluidskunst. Ik ben steeds op zoek naar interactie met de sculptuur, naar verschillende manieren om ernaar te luisteren.”
Wat kan de bezoeker verwachten bij een bezoek aan Trena?
“Trena is meer dan een hulpmiddel of een sculptuur voor mijn onderzoek. Het is het tweede werk dat ook door het publiek kan gebruikt worden. Het eerste werk dat ik ontworpen heb voor het publiek, heette Kite. Ik begon aan de Kite-reeks omdat ik het publiek wou uitnodigen om het werk zelf te ervaren. Ik wil zowel die ervaring als de verschillende aspecten van mijn onderzoek delen met het publiek. Bij Trena speelt die publieksbeleving nog een veel grotere rol. Het werd ontworpen als een kunstwerk voor het publiek. Wanneer je de structuur betreedt, verdwijnt Kortrijk. Je kan nog steeds de geluiden van buiten horen en door de kleine raampjes naar buiten kijken, maar je ziet de stad vanuit een ander perspectief.
De geluiden binnenin Trena vermengen zich met de geluiden van de buitenwereld. Het licht ziet er anders uit, de kleuren veranderen. Trena is als een filter voor licht en geluid. Als bezoeker dans je als het ware mee met het werk. Wanneer mensen de constructie betreden of verlaten, ervaar je reeds een soort performance of dans, door de manier waarop de sculptuur beweegt en je bewegingen ook gaat beïnvloeden. Voor mij bestaat de performance uit drie delen: wanneer je binnenkomt, wanneer je doorheen het werk beweegt en wanneer je terug buitenkomt. Wanneer je buitenkomt zie je de stad op een andere manier. Er is een plotse verandering in licht, in geluid, … Zelfs de verhoudingen lijken te veranderen. Binnenin Trena lijkt je lichaam bijvoorbeeld groter. Eenmaal je buitenkomt voel je je plots terug kleiner. Het werk gaat eigenlijk over afmetingen, over textuur en over onze verhouding tot onze omgeving. Wanneer je Trena binnenkomt kan het best desoriënterend zijn, misschien vergeet je wel waar de ingang zich bevond…”
Trena bestaat uit drie lange tubes, die in elkaar verstrengeld zijn. De vorm is geïnspireerd op de morfologie van de plexus, een vertakt netwerk van bloedvaten of zenuwen in het menselijk lichaam. Wat betekent dit fysieke netwerk voor onze menselijke ervaringen? Wat is zijn invloed op die taal van de stem en van het lichaam? Waarom werd dit lichaamsdeel je inspiratiebron?
“Ik onderzoek hoe ik bepaalde lichaamsdelen kan kopiëren of spiegelen. Ik gebruik ze om ruimtes, buizen, of kabels te creëren die doorheen water of lucht lopen en zo deel worden van een stad, van onze omgeving. Water, lucht - en zelfs de wifiverbinding - al deze zaken zijn verbonden met de natuur, met onze lichamen. Trena is als een kopie van het netwerk van verbindingen die doorheen ons lichaam lopen, maar is ook gelinkt aan de verbindingen die we in steden terugvinden.
Ik heb aan Trena gewerkt in het MNAC (Museu Nacional d’Art de Catalunya), een museum dat zich op de top van een berg bevindt en uitkijkt over de stad. Vanuit het raam zag ik hoe het netwerk van straten de stad verbindt. De verbindingen die we overal om ons heen zien in de stad zijn evengoed een bron van inspiratie voor mijn werk.”
De plexus is dus een inspiratiebron voor jou omdat deze essentieel is voor de mens om te kunnen connecteren met de buitenwereld?
“Ja, maar is nog een andere laag. De verbindingen in onze lichamen spiegelen de verbindingen die we rondom ons in de wereld zien, zoals het wegennetwerk, zoals internetverbindingen, zoals de rivieren die allemaal verbonden zijn met de zee. De vormen die ik gebruik in mijn werk zijn overal rondom ons, maar in mijn werk verander ik de structuur, de kleur of speel ik met de afmetingen. Trena wordt zo een architecturale constructie in de openbare ruimte.”
Je bent in de eerste plaats een onderzoeker, maar je hebt in andere interviews ook gezegd dat je jezelf beschouwt als zowel een performancekunstenaar als een beeldhouwer. Verhouden een performancekunstenaar en een beeldhouwer zich volgens jou op een andere manier tot de ruimte?
Hoe verhoud jij je als kunstenaar tot de ruimte? Welke ruimtelijke factoren beïnvloeden je performances?
“Als performer is mijn praktijk een onderzoek naar de abstracte stem. De verbinding tot de ruimte als een beeldhouwer gaat over hoe ik een ruimte creëer voor mijn onderzoek, maar in relatie tot de ruimte waarin het onderzoek zich afspeelt. Indien dit in een galerij of museum is, probeer ik de architectuur te begrijpen en denk ik na over mijn lichaam als performer. Ik moet ervoor zorgen dat het werk mijn gewicht kan dragen en veilig is. Het is allemaal nauw verbonden met elkaar. Als kunstenaar zie ik mezelf eigenlijk als een beeldhouwer, want ik zie het lichaam van de performer als een sculptuur. Ik werk met sculpturen, met het lichaam en met vorm en geluid. Ik zie de stem ook als een medium om een sculptuur mee te maken, omdat het geluid dat je ermee kan maken een volume vormt en ik zie een volume als een sculptuur. Een geluid maken is voor mij dus een sculptuur maken. Wanneer je je gezicht beweegt, creëer je evengoed een sculptuur. Mijn werk gaat dus altijd over beeldhouwkunst. Ik moet mijn lichaam bewegen om een geluid te maken, maar ik ben geen danser. Ik volgde dansles als kind, maar ik deed ook veel andere sporten. Ik geniet van die fysieke intensiteit, maar sport leert me vooral hoe ik mijn lichaam kan vatten en waar mijn fysieke limieten zich bevinden.
Hetzelfde geldt voor mijn stem, ik zie de stem als een lichaamsdeel dat ik moet trainen. Niet zoals een zanger, maar zoals je een spier gaat trainen. Ik moet die twee stembanden oefenen zodat mijn stem bepaalde hoogtes en dieptes kan halen. Het is iets fysiek, maar het is uiteindelijk steeds een volume dat van vorm verandert. Ik stel mezelf dan de vraag: hoe kan ik mijn stem kneden, als een sculptuur, in relatie tot mijn beeldhouwwerken. Onze wereld en onze lichamen zijn gevuld met water, met lucht. Dit heeft ook een invloed op geluid. Dit is waar mijn onderzoek ook over gaat, ik wil weten hoe ik woorden en geluiden kan vervormen, via mijn sculpturen. De sculpturen zijn als partituren voor mij, maar zijn ook mijn partners in de performance.”
Langs de zijkanten van Trena werden ook woorden of letters genaaid. Wat betekenen deze woorden of letters?
“In mijn werk gebruik ik steevast de titel van het werk of woorden en nummers die gerelateerd zijn aan het werk. De datum van de opening van de tentoonstelling bijvoorbeeld. Ik verwerk die in het lichaam van de sculptuur, als deel van het werk, als een soort documentatie of registratie van de tijd. Soms zijn de tekens intrinsiek verbonden aan het werk, zoals de datum van de opening in het MNAC. De letters van MNAC vind je ook terug in de sculptuur. Er zijn ook 3 verschillende buizen, een voor het publiek, een voor de motors en een voor mezelf. Elke buis krijgt ook een letter die daarnaar verwijst. De nummers lijken in die zin wat op productienummers, indien je de betekenis erachter niet kent zijn ze heel abstract.”
Je sprak eerder ook over poëzie. Is dit ook iets dat je werk beïnvloedt en op welke manier?
“Hoe ik mijn stem gebruik is nauw verbonden aan fonetische poëzie of klankgedichten. Ik presenteer mijn werken ook vaak in poëzieprogramma’s of literaire evenementen. Ik luister veel naar poëzie, uit bijvoorbeeld het Dadaïsme, of Italiaanse en Franse klankgedichten uit de jaren 1920, 1930 en 1960. Wanneer je poëzie leest hebben de gedichten een bepaald ritme en wanneer je dit ritme verandert via geluid, verandert ook het lichaam van het woord. Soms gebruik ik Catalaanse of Engelse woorden, maar soms verdwijnt de taal ook en creëer ik mijn eigen, nieuwe taal.”
Zou je graag nog een boodschap meegeven aan de bezoekers van de Triënnale?
“Dat ze, indien ze dit wensen, Trena op dezelfde manier kunnen ervaren als ik. Niet door te spelen in Trena, maar door er te vertoeven en het te ervaren als een dans. Ik nodig hen uit om de verschillende elementen van mijn onderzoek te verkennen. Neem je tijd en blijf er even, onderzoek het werk als een geluidswerk, als een werk met licht, als een dans, als een trompet of een instrument. Ik zie Trena ook als een soort trompet waarmee je geluid kan produceren. Schenk aandacht aan je omgeving en hoe je beleving van de werkelijkheid verandert wanneer je Trena binnenkomt en verlaat. Ik wil mensen graag de kans geven om de Grote Markt van Kortrijk op een andere manier te beleven.”
Interview door Lara Verlinde