Motoi Yamamoto werd in 1966 in Onomichi in de prefectuur Hiroshima in Japan geboren. Hij woont momenteel in Kanazawa. In 1995 werd hij getroffen door het tragisch verlies van zijn jongere zuster, die overleed aan de gevolgen van een hersentumor. Deze gebeurtenis zette hem aan om niet langer te schilderen en om zich volledig over te geven aan monumentale installatoire werken met zout als medium.
Hij gebruikt zout als metafoor voor de kwetsbaarheid van het leven, maar ook als middel om herinneringen te bewaren. Zijn zoutlabyrinten zijn poëtische getuigenissen van de cyclus van leven en dood. In Japan wordt zout sinds de oudheid in verband gebracht met Shinto-rituelen van zuivering, bescherming en overgang naar het hiernamaals. Overal ter wereld komt het zout voor in ceremonies die verband houden met de cyclus van leven en dood. Ook bij ons wordt zout gebruikt tijdens het sacrament van de doop. Voor Yamamoto staat zijn artistieke creatie gelijk aan het in stand houden van de herinneringen aan zijn dierbaren die te vroeg zijn gestorven.
Zijn monumentale, locatie-specifieke installaties fascineren door hun technisch meesterschap, hun spirituele en meditatieve dimensie. Anderzijds hebben de werken ook iets kwetsbaars en vluchtigs. De kortstondige ‘frisheid’ van zout als medium voor een artistieke installatie roept de kwetsbaarheid en vergankelijkheid van het leven op. Zout is een onstabiel medium dat afhankelijk is van de geringste tocht of schommeling in luchtvochtigheid.
Achter de schijnbare eenvoud van de geometrische patronen schuilt een zowel fysiek als mentaal moeizaam proces. Het eenzame ritueel is dan ook een integraal onderdeel van Yamamoto’s artistieke praktijk.
Op 6 oktober, aan het einde van After Paradise, nodigt de kunstenaar het publiek uit om gezamenlijk de installatie te vernietigen, waarna de korrels terug naar zee worden gebracht. Hiermee is de cyclus rond.
Voor deze installatie koos Yamamoto, in overleg met het Triënnale-team, de kapel van de Ongeschoeide Karmelietessen aan de Grote Kring in Kortrijk als locatie. Deze kapel werd opgetrokken tussen 1715 en 1719 en werd in 1894 van een nieuwe gevel voorzien. Het interieur is opgetrokken in een sobere barokstijl met een wit-zwarte marmeren vloer en een orgeltribune. Hierdoor kan een interessant discours ontstaan tussen deze erfgoedlocatie en het werk van de kunstenaar.